In Perspectief 19: De Tak en de Bloesem; kunst in primair onderwijs
In de serie In Perspectief kijkt Erik Akkermans terug en vooruit naar ontwikkelingen in cultuurbeleid en -praktijk. Vandaag: cultuureducatie in het primair onderwijs.
De Tak en de Bloesem
Ambities van een nieuw kabinet
Voorjaar 2003. De zon begon al wat meer te schijnen en aan takken kwamen de eerste bloesems. Hier diende zich de metafoor aan die als titel kon dienen voor het rapport dat we binnenkort moesten opleveren: “De Tak en de Bloesem”. Bij het adviesbureau hadden we de opdracht gekregen voor een quick scan van cultuureducatie in het primair onderwijs. Welke kansen, knelpunten en financiële impulsen zagen wij? Maria van der Hoeven was sinds 2002 minister van OCW en de cultuurambtenaren hadden haar voldoende weten te prikkelen tot ambities over cultuur in het onderwijs. Van der Hoeven liet de Tweede Kamer weten het programma “Cultuur en School” te willen intensiveren. Vóór Prinsjesdag wilde ze beslagen ten ijs bij haar collega van Financiën hiervoor zo'n 25 miljoen euro los zien te krijgen. Het ministerie dacht vooral aan versterking in het primair onderwijs. Voor een meer inhoudelijke invulling riep ze een ‘Taakgroep Cultuureducatie in het Primair Onderwijs’ in het leven. De Taakgroep onder leiding van onderwijsdeskundige Jan Wagemakers moest zich buigen over vragen als: wat cultuureducatie in het primair onderwijs kan inhouden, hoe scholen die inhoud vorm kunnen geven en langs welke wegen dat te realiseren is. Het rapport moest in juni 2003 klaar zijn. Aan ons de opdracht om te zorgen dat er een quick scan beschikbaar kwam om cijfermatige onderbouwing te bieden aan de Taalgroep en om de minister van feitelijke munitie te voorzien voor onderhandeling in het kabinet. De quick scan kwam er en leidde onder meer tot de bekende tien euro per kind per klas die voor alle scholen structureel beschikbaar kwam en bleef.[1] Ook het rapport van de Taakgroep verscheen op tijd en wel in de vorm van verschillende scenario’s.[2] Ik weet niet zo zeker of daar nog veel mee gebeurd is.
Verschillen tussen de scholen
We stelden in onze inventarisatie vast dat de verschillen tussen scholen onaanvaardbaar groot waren. Het rijk droeg vanuit de zogenoemde lumpsum voor gemiddeld € 4 per leerling aan cultuureducatie bij. Sommige scholen konden daar vanuit de ouderbijdrage het nodige aan toevoegen. En ook veel gemeenten gaven incidenteel of structureel subsidie. Wat een school aan kunst te besteden had liep dus al gauw uiteen van 4 tot 15 euro per kind. In de praktijk was het vaker vijf dan tien. Het moest beter en het moest meer gelijk. Het werd inmiddels gebruikelijk om over een ‘doorgaande leerweg’ te spreken, ook voor cultuureducatie, en dat betekende dat juist in deze eerste fase de basis voor het verdere traject in het voortgezet onderwijs moest worden gelegd. Zonder maatregelen zou het verschil tussen scholen alleen maar groter worden. Want inmiddels had de commissie Van Wijnen geadviseerd over kerndoelen in het onderwijs. Dat gaf in het kerngedeelte van het schoolprogramma minder ruimte voor eigen invulling, maar in het vrije gedeelte des te meer En hier kwam ons de metafoor van de tak en de bloesem van pas (al kun je over de toepasselijkheid achterad wel van mening verschillen). Wat we ermee bepleitten was een sterke structurele inbedding van cultuureducatie in het kernprogramma (‘de tak’) en een meer pluriforme, flexibele eigen aanpak daarbuiten (‘laat honderd bloesems bloeien’). Wilden scholen cultuureducatie in de kern stevig neerzetten dan waren een eigen schoolplan, een eigen visie en eigen regie noodzaak. Dat maakte hen dan ook minder kwetsbaar voor de veel bekritiseerde aanbodgerichte aanpak van de kunstinstellingen. De scholen wisten dan immers zelf beter te kiezen. Maar hier was wel wat voor nodig,
Naar tien euro per kind
Vouchers of subsidies zouden de kunstprojecten beter betaalbaar moeten maken voor de scholen. Voor 1,5 miljoen leerlingen vergde dit plan – boven op de beschikbare 4 euro- nog een kleine 6 euro per kind. Dan zou er vanuit het Rijk een vaste basis worden gelegd van tien euro per kind. Totale kosten: zo’n tien miljoen euro. Die maakten deel uit van het totaal van de berekende 27 miljoen euro aan diverse maatregelen voor versterking van cultuureducatie in het onderwijs. Bijvoorbeeld: versterking van de coördinatie van cultuur- en kunstvakken op school en bijscholing van leerkrachten. Een door ons voorgestelde maatregel die het niet heeft gehaald vind ik eigenlijk nog steeds sympathiek: een pilot ‘gezinscontext’. In sommige gezinnen komen kinderen via school wel in aanraking met theater of beeldende kunst maar wanneer zij daar thuis over vertellen landt dit in onverschilligheid, onbekendheid met het onderwerp of zelfs negatieve reacties. Kun je ouders meer betrekken bij en ook enthousiast maken voor kunstzinnige activiteiten vanuit school? Daarmee verklein je ook de verschillen tussen kinderen uit kunstbewuste milieus en kinderen uit gezinnen waar kunst iets buitenissigs is.
Uiteindelijk reserveerden minister van der Hoeven en staatssecretaris van der Laan een bedrag dat opliep tot 22 miljoen euro in 2007 voor versterking van cultuureducatie. In het kader van het Actieplan Cultuurbereik bleven ze bovendien gemeenten stimuleren tot mee-financiering. Het kostte enige overredingskracht voordat de minister ermee akkoord ging dat de extra impuls voor het primair onderwijs geoormerkt zou worden. Omdat er veel kritiek was op al die verschillende geoormerkte regelingen was de beweging juist in de richting van ‘lumpsum’. Maar bij storting op de grote hoop zou er van de ambitie ‘méér cultuur in de klas’ vermoedelijk te weinig overblijven. Het is naderhand nog lange tijd gelukt dit oormerk vast te houden. Later verdween de bijdrage in de zogenoemde prestatiebox. Als je goed zocht kon je hem vinden in het onderdeel ‘talentontwikkeling’. Per 1 januari 2023 geldt een nieuwe financiering van het primair onderwijs: een vast bedrag per school en per kind waarmee de ‘tak en bloesem gelden’ nog verder in het grote geheel zijn opgegaan. Kenniscentrum LKCA dringt er bij alle betrokkenen eens te meer op aan om aan de schoolleiding heel duidelijk te maken welke financiële ruimte beschikbaar is voor kunst en cultuur.[3]
Beperkingen en bedreigingen
Inmiddels is er sinds 2003 veel positiefs gebeurd. Actieprogramma's van het rijk en gemeenten om cultuureducatie te stimuleren, zoals Cultuureducatie met Kwaliteit. Een initiatief als ‘Meer muziek in de Klas’ dat veel teweeg heeft gebracht. Profielscholen die kunsteducatie juist benadrukken. Maar er klinkt ook nog steeds kritiek op het relatief schaarse aanbod aan kunst binnen het primair onderwijs. En op de grote verschillen tussen scholen. Te weinig geld is daarbij zeker een factor, maar daarnaast ook: inzet en aandacht. En tijd! Het onderwijs klaagt er niet zonder reden over dat ze zoveel tegelijk moeten terwijl er dan ook nog kritiek is op verwaarlozing van kernvakken als taal en rekenen. Er zijn daarentegen scholen, zoals de Vrije Scholen, die kunst (en sport) weten te integreren in het onderwijs, juist ook bij taal en rekenen. Het hoeven niet allemaal afzonderlijke vakjes te zijn. In elk geval moet de werkdruk van leerklachten worden verlicht. De Onderwijsraad heeft daarom gepleit voor meer vakdocenten die de vaste leerkracht kunnen ontlasten.[4] Het mes snijdt dan aan twee kanten. Ook Beroepskunstenaars in de Klas kunnen hier een bescheiden bijdrage leveren.[5]
Binnen de financiële component is er bedreiging bijgekomen: de vrijwillige ouderbijdrage staat ter discussie, want deze zou de ongelijkheid bevorderen tussen scholen met welvarende ouders en scholen in de arme wijken. De Gemeente Amsterdam straft daarom scholen met een ouderbijdrage hoger dan € 225 met het ontnemen van de subsidie. Mij lijkt het een botte maatregel: ze bewerkstelligt niets positiefs, slechts een geforceerde vorm van gelijkheid. Zolang het niet om verplichte, maar om vrijwillige bijdragen gaat - doorgaans per ouder gerelateerd aan de hoogte van het inkomen- zou dat moeten kunnen. Desnoods vraag je de rijkere scholen vrijwillig een solidariteitsbijdrage te leveren ten gunste van armere scholen.
Politieke perspectieven
Maar uiteindelijk is geld niet doorslaggevend voor kunstaanbod dat leerlingen de rest van hun leven zal bijblijven. Doorslaggevend is de drive van de leerkracht en/of van de schoolleiding om kunst en cultuur koste wat kost een plek in het schoolprogramma te geven, desnoods met eenvoudige middelen. En om aanbieders te selecteren die in staat zijn bij kinderen echt iets los te maken. Natuurlijk helpt dan een politiek klimaat waarin dit allemaal vanzelfsprekend wordt gevonden en financieel mogelijk gemaakt. Bij het nieuw aan te treden kabinet hoeven we daar misschien niet op voorhand aan te wanhopen, ook als dit de huidige (in)formerende partijen zijn.
Het verkiezingsprogramma van de BBB spreekt zich positief uit over de waarde van kunst en cultuur. Over cultuur en school staat er: “Op school krijgen jongeren onderwijs in kunst en cultuur en daarmee inzicht in de rijke Nederlandse cultuurgeschiedenis. Dit zorgt niet alleen voor een beter begrip van onze tradities en waarden, maar stimuleert ook de creativiteit.”[6]
Als het over het verkiezingsprogramma van Nieuw Sociaal Contract hebben critici vooral gewezen op de misschien overmatige aandacht voor de regio's en voor geschiedenis. Maar er staan positieve teksten in het programma over de waarde van kunst en de positie van kunstenaars. Over cultuureducatie zegt het programma: “We erkennen het belang van cultuureducatie en -participatie en stimuleren dat jongeren al op school in aanraking komen met kunst en cultuur waarbij naast basisvorming ook nadrukkelijk ruimte moet zijn voor het ontwikkelen van talent.“[7]
De VVD noemt de Nederlandse cultuur ‘van wereldklasse’. Het verkiezingsprogramma stelt: “Erfgoed verdient onze bescherming en cultuureducatie biedt kinderen de mogelijkheid om kennis te maken met cultuur en kunst. “ [8]
Toegang tot cultuur
Wat hierbij misschien nog gaat helpen is het recente advies “Toegang tot cultuur”[9] van de Raad voor Cultuur. De Raad constateert dat cultuureducatie in het basisonderwijs een duidelijke plek in het curriculum heeft gekregen, maar dat desondanks structurele inbedding ‘een uitdaging blijft’. De Raad wil bovendien een kaderwet die gemeentelijke taken omschrijft Daartoe behoort zeker een coördinerende rol op het gebied van cultuureducatie. De positieve uitingen van politieke partijen zouden hier dus goed in kunnen landen.
Toegegeven, het zijn verkiezingsprogramma's en die bieden geen garanties. En de (Randstedelijke) professionele kunsten moeten hun hart vast houden. Maar voor cultuureducatie op school zie ik toch niet dat er dit voorjaar, of later in de nieuwe kabinetsperiode, takken zullen worden afgebroken en geen bloesems meer kunnen bloeien. Scholen en instellingen moeten vooral hun cultuur educatieve ambities houden en versterken. Schadelijke stikstof komt er niet bij vrij.
[1] HJM Akkermans e.a. “De Tak en de Bloesem”, quick scan cultuureducatie in het primair onderwijs, Leusden april 2003.
[2] Taakgroep Cultuureducatie in Primair onderwijs, Hart(d) voor Cultuur!, Den Haag, juni 2003
[3] LKCA, Financiering Cultuureducatie uit de lumpsum, website LKCA, https://www.lkca.nl/geldzaken/lumpsum/. bijgewerkt 6-11-2023
[4] Onderwijsraad, Tijd voor Focus, Den Haag 2021. De Onderwijsraad bepleit onder meer dat onderwijsteams hun verantwoordelijkheid delen met vakdocenten bijvoorbeeld muziek of theater. Arno Neelen, Wat kost een valkdocent voor cultuureducatie op elke basisschool? Cultuurkrant editie 24, december 2022
[5] Zie In Perspectief #15: Met basgitaar in kabinet of klaslokaal, Cultuurpers 2023-2
[6] BBB, Ieder Dag Beter, Van vertrouwenscrisis naar noaberstaat, Verkiezingsprogramma TK 2023
[7] Nieuw Sociaal Contract, Tijd voor Herstel, Vertrouwen, Zekerheid, Perspectief, Verkiezingsprogramma TK 2023.
[8] VVD, Ruimte Geven, Grenzen Stellen, Kiezen voor een optimistische toekomst, Verkiezingsprogramma TK 2023
[9] Raad voor Cultuur, Toegang tot Cultuur, Den Haag, januari 2024