erik@wevragenerik.nl06 23531442 / Bosplaat 78, 1025 AT Amsterdam / Linkedin / Twitter

we vragen
Erik

advies, begeleiding, reflectie, leidingnemen, contact

schrijven

In Perspectief 15: Met basgitaar in kabinet of klaslokaal

IN PERSPECTIEF  15

Met basgitaar in kabinet of klaslokaal; over Beroepskunstenaars in de Klas

In de serie In Perspectief kijkt Erik Akkermans terug en vooruit naar ontwikkelingen in cultuurbeleid en -praktijk.  Vandaag: Beroepskunstenaars in de Klas.

Cees van Leeuwen was basgitarist in de popformatie Kayak. Niet heel lang; al snel koos hij weer voor zijn studie: culturele antropologie en rechten. Hij specialiseerde zich in arbeidsrecht en entertainmentrecht en ging werken als advocaat. In latere jaren was hij onder meer de raadsman van zangeres Anouk. Cees van Leeuwen was ook een jaar lang staatssecretaris voor cultuur (namens LPF).

Het was in die hoedanigheid dat hij op een maandagochtend in oktober 2002 het gebouw van de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) binnentrad. Hij woonde er de landelijke presentatie bij van de cursus Beroepskunstenaars in de Klas, BIK. Die cursus hield langer stand dan het staatssecretariaat van Cees van Leeuwen, al was het als landelijk project uiteindelijk toch evenmin een lang leven beschoren.

Kunstklimaat, kunstenaarsinkomen, werkdruk omlaag

Het project Beroepskunstenaars in de Klas moest drie doelstellingen dienen. De rijksoverheid wilde het culturele klimaat op de scholen versterken, wilde extra kansen bieden op inkomsten voor beroepskunstenaars die gebruik maakten van de Wet Inkomensvorming Kunstenaars (WIK) en wilde het tekort aan vakleerkrachten verlichten.

Cultuureducatie en participatie stonden hoog in het vaandel van het Ministerie van OCW en de op dit terrein ambitieuze ambtenaren. Vooral: de huidige directeur van de OBA Amsterdam, Martin Berendse, en de huidige directeur van de Boekmanstichting, Jan Jaap Knol. Zij waren het die mij samen met Kunstenaars & Co (Theo van Adrichem) de opdracht gaven om snel een project te realiseren dat aan die drie doelstellingen kon voldoen.

Er was een basis, want in Tilburg en Enschede werd geëxperimenteerd met een project Kunstenaars in de Klas. Dit moest kunstenaars didactisch bijscholen tot min of meer bevoegde docenten. Die bevoegdheid en alle bureaucratische toeters en bellen daaromheen vormden echter een groot obstakel1. Wij daarentegen zouden niet de nadruk op het docentschap leggen, maar op het kunstenaarschap. De kunstenaar moest kunstenaar blijven, met net voldoende didactische en praktische handvatten om zich staande te houden in het klaslokaal, en natuurlijk liefst meer dan dat.

Niks mis met kunstdocenten, maar juist het kunstenaarschap bracht zijn eigen meerwaarde de klas in. Kunstenaars konden eventueel al lopende kunstprojecten een diepere laag geven of zij konden nieuwe, meer laagdrempelige activiteiten inbrengen.

Kunstencentra

Wij zochten in het begin vooral de samenwerking met het kunstvakonderwijs. Maar daar reageerde men met grote achterdocht. Bespeurden ze hier indringers op een eigen werkterrein? Een paar centra voor de kunsten, in de grote steden, zagen er juist wel meteen iets in. En zo ging het project van start met de pioniers uit Enschede en Tilburg en met Kunstweb Amsterdam2, Kunstencentrum Groningen3 en de SKVR Rotterdam. Later sloten zich ook onder meer de kunstencentra van Den Haag en Utrecht4 aan.

De SKVR ontwikkelde cursusmodules die de kunstenaars voldoende bagage mee konden geven in een overzichtelijke en in tijd beperkte context. Er werden voor de eerste editie 2500 kunstenaars aangeschreven. En meldden zich 600 aan. Uiteindelijk mochten er 100 aan de eerste cursus deelnemen. Tijdens die cursus liepen de kunstenaars ook stage en kregen ze elk een persoonlijke coach. Na ongeveer een half jaar konden ze daadwerkelijk aan de slag. De kunstencentra bemiddelden tussen de kunstenaars en de scholen.

Kinderziekten en blije kinderen

Er was veel enthousiasme. De scholen moesten beginnersfouten door de vingers zien, maar als ze dat eenmaal deden waren ze blij met het aanbod. Voor de kunstenaars ging het om méér dan lesgeven: bij voorkeur hielden de projecten ook voor henzelf een artistieke ontwikkeling in. Ze werkten dan samen met de kinderen aan een kunstproject. Dat kon om een klein theaterproject gaan. Of om geïmproviseerde dans die voor de danser/ choreograaf zelf weer nieuwe inspiratie bood. Een fotografieproject met de kinderen rond erfgoed in de omgeving. Zelfportretten schilderen. Enzovoorts.

De kinderen zelf vonden het spannend: in plaats van meer theoretische kunstlessen ging er een echte kunstenaar met hen aan het werk. Hun ouders, die vaak verstek lieten te gaan op reguliere ouderavonden, kwamen maar al te graag naar de kunstpresentaties van de klas: tentoonstellingen, voorstellingen, muziekoptredens. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen haalde in een eerste evaluatie veel van zulke positieve feedback op5. De scholen moesten soms wennen aan de impulsiviteit van de kunstenaars en soms ging meer over overhoop dan hen lief was. Maar de kunstenaars in de klas gaven hun vaak genoeg eyeopeners.

Ranshuysen zag wel dat de scholen worstelden met de financiering van zulke kunstprojecten. Er was niet veel geld beschikbaar. Als er al extra potjes waren vormden die samen een onoverzichtelijk geheel. Het tientje per leerling voor kunst in het basisonderwijs kwam pas later. Ranshuysen noteerde overigens voldoende waardering bij de scholen voor de didactische bagage die de BIK-cursus aan de kunstenaars mee gaf. Ze kregen net wat meer zicht op hoe je met kinderen kunt omgaan, hoe je lessen voorbereidt en hoe een minimum aan structuur in de les te brengen. De scholen hechtten niet aan een certificaat. Ze suggereerden wel om de cursus ook als selectie instrument te gebruiken, want niet alle kunstenaars zijn even geschikt voor dit werk.

Niet duurzaam

Op de eerste BIK-cursus op vijf locaties volgden er meer, ook in meer steden. In enkele jaren kregen enkele honderden kunstenaars hun BIK-opleiding. Na een paar jaar was dat voorbij. De kunstencentra hadden alle energie en geld nodig om hun voortbestaan zeker te stellen, als dat al lukte. In veel gevallen dus niet. En ook de tijdelijke financiële impuls vanuit het Ministerie kwam tot een eind.

Het zoveelste voorbeeld van projecten- of programmabeleid waar de politiek zich niet duurzaam aan verbindt. Dan ontbreekt de tijd om structureel iets op te bouwen en dit van een eigen duurzaam financieel fundament te voorzien.

Hoewel er incidenteel nog dingen gebeuren is er niet meer op landelijk niveau sprake van samenwerking, netwerk of gezamenlijke aanpak, laat staan een landelijk bekend staand ‘merk’. Verschillende lokale/regionale bemiddelaars bieden wel ‘kunstenaars in de klas aan’, bijvoorbeeld Kunst Centraal in Utrecht, Mocca in Amsterdam of Cultuurschakel in Den Haag. (Zie hun websites). Johan Simons, Elsie de Brauw en collega’s startten in de jaren negentig hun eigen ‘Kunst in de Klas’ projecten waarin ze met klassen korte theaterproducties maakten en nog steeds maken. 6

Ook is er nog sprake van een specifieke opleiding. Na de aanvankelijke scepsis vanuit het kunstvakonderwijs, is de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten destijds toch in het project gestapt. Daarmee was er de ideale driehoek: primair onderwijs, kunstencentra en kunsthogeschool. Dat duurde dus niet lang.

Nu lijkt de Amsterdamse Hogeschool nog de enige erfgenaam van het oorspronkelijke BIK project. Geïnteresseerde kunstenaars kunnen er de BIK-opleiding volgen, “een eenjarige post-HBO-opleiding in deeltijd voor kunstenaars die kunstprojecten willen uitvoeren in het basisonderwijs.”7 De studiecoördinator is Trudy Verhoeff, die in 2002 aan de basis stond van de eerste opleiding van Kunstweb in Amsterdam. Zo is er toch nog onverwachte continuïteit. De website van de hogeschool wijst op de mogelijkheid van een STAP-subsidie, maar mist nog de mogelijke bijdrage van Werktuig PPO.8

Daten in de vierhoeksrelatie

Voor kunstenaars en voor scholen moet het aantrekkelijk blijven om met elkaar te daten. Ze hebben er beide belang bij. We kunnen dat stimuleren met opnieuw een landelijk netwerk van opleiding, aanbod en bemiddeling. Temeer omdat de drie oorspronkelijke doelstellingen hun actualiteit hebben behouden.

Het cultuurklimaat in het onderwijs is, dankzij programma’s als Cultuur met Kwaliteit en Meer Muziek in de Klas, weliswaar opgekrikt, maar we zijn er nog niet. Verdienmodellen voor kunstenaars blijven onverminderd welkom. En het verminderen van de werkdruk, zo niet het opvangen van het leerkrachtentekort is zelfs urgent geworden.

De inzet van kunstenaars is hier natuurlijk geen panacee. Ook met de BIK-opleiding is de kunstenaar formeel niet bevoegd en moet er een leerkracht in de buurt blijven. Maar als je het goed aanpakt kan de ‘BIK-ker’ toch een kleine bijdrage leveren aan de oplossing van het urgente vaagstuk.

Ik zie voor me hoe zich een vierhoek ontwikkelt. Het perspectief van de arbeidsmarkt en de permanente professionele ontwikkeling (Platform ACCT en PPO); de scholen in het primair onderwijs met hun koepel, de PO Raad; de kunstencentra en lokale bemiddelingsorganisaties (met hun koepel Cultuurconnectie), de kunsthogescholen, verenigd in de HBO-raad. Het zijn overigens niet de organisaties, maar individuele trekkers die hier het verschil zullen maken.

Het lijkt me mooi als er in de toekomst nog vaker basgitaristen staatssecretaris voor cultuur worden. Maar in het klaslokaal komen ze minstens zo goed tot hun recht. Waarschijnlijk zelfs beter.

======

ERIK AKKERMANS is bestuurder, adviseur en publicist. Hij was onder meer directeur in het kunstvakonderwijs. Tot voor kort was hij voorzitter van het arbeidsmarktplatform ACCT. Van 2002 tot 2012 was hij verbonden aan adviesbureau BMC. Van daaruit was hij onder andere interim-manager bij centra voor de kunsten. Tot zijn opdrachten hoorden ook: een advies aan de minister van OCW over structurele financiering van kunstlessen in het primair onderwijs en de projectleiding van Beroepskunstenaars in de Klas.

Voetnoten

1 Letty Ranshuysen, Tussentijdse rapportage: Kunstenaars in de Klas, Pilots in Tilburg en Enschede, Rotterdam, 2001

2 Multidisciplinair kunstencentrum, in 2005 door de Gemeente Amsterdam opgeheven. Zie ook Cultuurpers, In Perspectief#2

3 Tegenwoordig onder de naam Vrijdag

4 Respectievelijk Koorenhuis en UCK, beide door hun gemeente opgeheven.

5 Letty Ranshuysen/ Anna Elffers: Beroepskunstenaars in de Klas: het perspectief van het onderwijs,2002

www.ahk.nl/opleidingen/nascholing/beroepskunstenaars-in-de-klas

8 Zie Cultuurpers/ In Perspectief#14 over scholing